N 'Hilversum' is een dure bureaucratie die niet meer representatief is voor de bevolking. Doe daar wat aan en neem om te beginnen de radio op de schop.
De bestuurders van het landelijke publieke omroepbestel zijn het er eindelijk over eens: het aantal omroepen moet omlaag. In 2015, zo schreef men minister Van Bijsterveldt, moeten er nog maar acht over zijn (Trouw, 19 mei). KRO-directeur Koen Becking wil zelfs naar vier toe.

Ik zal op deze plek geen kritiek uitoefenen op omroepbestuurders die pas nu tot deze conclusie komen. Van een directeur mag verwacht worden dat die zijn organisatie verdedigt - en niet opheft. Maar het blijft jammer dat Hilversum pas onder druk van de bezuinigingsplannen van het kabinet-Rutte in actie is gekomen.

Nog deze week haalde VPRO-directeur Lennart Van der Meulen onderzoeksbureau BCG aan dat stelt dat Hilversum helemaal niet zo ineffeciënt is. Onzin natuurlijk, want een kind kan bedenken dat 21 omroepen meer directeuren en overhead hebben dan één. De noodzaak van omroeporkesten en -koor ontgaat elke objectieve waarnemer totaal.

Dat het decennia geleden nog bejubelde 'unieke' Nederlandse omroepbestel zijn langste tijd gehad heeft, is duidelijk. Het zucht onder heftige concurrentie van zeven grote en vele kleine commerciële stations die veel efficiënter en sneller kunnen schakelen dan de logge bureaucratie in Hilversum.

Bovendien is het publiek bestel al vele jaren niet meer representatief voor de bevolking. Zo worden de 1,2 miljoen moslims in ons land niet of nauwelijks vertegenwoordigd en nog immer zitten er vooral grijze blanke heren op het pluche - en geen vrouwen en jongeren.

Nu Hilversum eindelijk het licht lijkt te zien is het hoog tijd vanuit kijkers en luisteraars te gaan denken. Dat betekent niet de commerciële omroepen nadoen die ons alleen maar hapklare brokken voorschotelen. Het betekent wel drie televisienetten en zes radiozenders goed en aanvullend programmeren zonder dat de zuilen daar nog hun eigen identiteit in kwijt moeten.

Linksom of rechtsom, vroeger of later zullen de acht of vier overblijvende omroepen tot één organisatie worden omgesmeed. Het is onvermijdelijk dat dat ten koste gaat van budget en werkgelegenheid en gepaard gaat met - begrijpelijke - emotie.

Mediaminister Van Bijsterveldt heeft afgelopen december al aangegeven uiterlijk in 2016 naar acht 'erkenningen' te willen. Op 17 juni spreekt ze met de Tweede Kamer over de toekomst van het publiek bestel.

Van 21 omroepen naar acht lijkt een grote stap. Maar laten we niet vergeten dat vijf jaar in de huidige mediawereld heel lang is. Technische ontwikkelingen gaan snel en wetgevers rennen er voortdurend achteraan. Dus is het verstandig dat de politiek nu de ruimte schept voor de vorming van een sterke Nationale Media Stichting (NMS). Let wel, mediastichting in plaats van omroepstichting. Anno 2011 moet een omroep ook op internet en via sociale media actief zijn.

Zo'n organisatie zou een duidelijke taakomschrijving mee moeten krijgen. Met herkenbare netten en radiozenders die waardevolle elementen uit het huidige bestel behouden: verslaggeving van evenementen van nationaal belang, cultuur, programma's voor minderheden et cetera. De zendtijd voor politieke partijen mag verdwijnen, commerciële omroepen kunnen de Champions League verslaan.

Begin waar dat het gemakkelijkst is: bij de radio. Koppel Radio 3 en 4, twee mooie aanvullend geprogrammeerde muziekzenders, volgend jaar los van de zuilen en geef ze één centrale organisatie. Luisteraars naar deze zenders zitten niet of nauwelijks meer te wachten op identiteitsgebonden programma's. Als het goed gaat, kunnen Radio 2 en 6 in 2013 volgen. Dan resten Radio 1 en Radio 5. In 2014 zijn er zes herkenbare publieke radiostations. De huidige omroepen kunnen worden omgevormd tot televisieproducenten die nog enkele jaren een percentage van de programmering aan de enige overgebleven zendgemachtigde - de NMS - mogen leveren.

In 2020 hebben we dan in de NMS een echte onafhankelijke publieke mediaorganisatie. Met een beetje geluk is die zo efficiënt dat we dan eindelijk verlost zijn van de reclame op de publieke zenders. Pas dan, bijna 100 jaar na de start in 1923 van de Hilversumse Draadlooze Omroep (de commerciële voorganger van de latere Avro), zijn de publieke media in Nederland echt publiek.

bron: http://www.trouw.nl/tr/nl/4328/Opinie/
 
 
Reacties
Nog geen reacties
Plaats reactie
 

© s. kroeske - j.fictoor